Voor de beste betonproducten
nl | fr
+32 (0)2 237 60 20 | mail@probeton.be

Laatste nieuws

 
03/03/2023

Bepaling van de waterdoorlatendheid van poreuze buizen: Herziene beproevingsmethode in Uitgave 4 van PTV 104


PROBETON heeft onlangs de 4de uitgave gepubliceerd van de Technische Voorschriften PTV 104 aangaande cirkelvormige geperforeerde buizen, cirkelvormige poreuze buizen en hulpstukken van ongewapend beton voor draineer- en infiltratieleidingen. Deze vervangt de vorige uitgave uit 2011.

De belangrijkste wijziging betreft de gewijzigde beproevingsmethode voor de bepaling van de waterdoorlatendheid van het beton van de poreuze buizen.

Tot nu toe werd de waterdoorlatenheidscoëfficiënt van het poreus beton bepaald door de buizen verticaal te plaatsten, met de spie naar beneden, en ze slechts gedeeltelijk met water te vullen (constante waterhoogte van minimum 1 meter). De waterdoorlatendheidscoëfficiënt werd afgeleid op basis van de gemeten, constante waterhoogte en het gemeten, constante debiet. Er was echter kritiek op deze methode: op deze manier is slechts een beperkt gedeelte van de buis in contact met water tijdens de proef en de bepaalde waterdoorlatendheidscoëfficiënt is bijgevolg niet representatief voor het poreuze beton van de gehele buis.

Op deze kritiek is ingegaan en er is een oplossing gevonden. In de nieuwe uitgave van de PTV 104 zijn 2 proeven opgenomen voor de bepaling van de waterdoorlatendheidscoëfficiënt van het beton van poreuze buizen waarbij een buis tweemaal verticaal wordt opgesteld, bij de eerste beproeving met de spie naar beneden en bij de tweede beproeving met de mof naar beneden. Tijdens deze 2 proeven wordt telkens dezelfde constante waterhoogte ingesteld in de buis, waarbij de buis minstens voor de helft gevuld wordt. De waterdoorlatenheidscoëfficiënt wordt voor elk van de twee proeven afgeleid op basis van de gemeten, constante waterhoogte en het gemeten, constante debiet. Het gemiddelde van deze twee waarden is het eindresultaat en wordt de conventionele waterdoorlatendheidscoëfficiënt genoemd.

De PTV 104 voorziet ook een alternatieve methode voor het geval de waterleiding van de proefopstelling niet het vereiste debiet kan leveren voor de uitvoering van de hoger beschreven basisproef op de buizen met de grootste diameters of met de grootste lengtes. Bij deze alternatieve methode wordt de buis voor minder dan de helft, op een constante waterhoogte, gevuld en wordt een zogenaamde fictieve waterdoorlatendheidscoëfficiënt afgeleid door deze te berekenen. Deze berekening gebeurt nog steeds op basis van het gemeten, constante debiet maar in plaats van rekening te houden met de werkelijke waterhoogte wordt de halve buislengte als fictieve waterhoogte in rekening gebracht.

Zowel de conventionele waterdoorlatendheidscoëfficiënt, bepaald met de basisproef, als de fictieve waterdoorlatendheidscoëfficiënten, bepaald met de alternatieve proeven, worden getoetst aan de eis van 2,5 x 10-4 m/s.

De volledige omschrijving van de geperforeerde buizen, de poreuze buizen en de hulpstukken, de eisen op de fysische en mechanische eigenschappen die in het kader van het BENOR-merk worden gesteld en de meet- en beproevingsmethoden, vindt u terug in de PTV 104.

Vanaf heden is het BENOR-merk voor de geperforeerde buizen, de poreuze buizen en de hulpstukken gebaseerd op de Uitgave 4 van de PTV 104 en de Uitgave 3 van het BENOR-toepassingsreglement TR 104. Beide documenten vindt u terug onder de rubriek ‘documenten’ op deze website.

 

 

PROBETON vzw | Voor de beste betonproducten
Jules Bordetlaan 11 - 1140 BRUSSEL - BELGIË - tel: +32 (0)2 237 60 20 - mail@probeton.be



© 2022 | PRIVACY POLICY | design by Ozalith.be